Middelen bij galstenen en spijsverterings-stoornissen

De gal wordt gevormd in de lever en wordt opgeslagen en ingedikt in de galblaas. Gal bevat galzuren, fosfolipiden (zeepachtige stoffen) en cholesterol. Cholesterol lost niet op in water, maar wordt met behulp van de galzuren en fosfolipiden in de gal ‘in oplossing’ gehouden. Bij een te grote uitscheiding van cholesterol of een te geringe uitscheiding van galzuren en/of fosfolipiden in de gal kan oververzadiging van de gal optreden. Dit heeft als uiteindelijk resultaat het ontstaan van galstenen die bestaan uit cholesterol. Een grote uitscheiding van cholesterol in de gal en het ontstaan van galstenen komen vooral voor bij dikke mensen. Ook bij mensen die een ziekte hebben aan de dunne darm komen galstenen betrekkelijk veel voor, doordat de met de gal uitgescheiden galzuren niet voldoende worden heropgenomen. Hierdoor ontstaat geleidelijk een gebrek aan galzuren in de gal, waardoor het ontstaan van galstenen door uitkristallisatie van cholesterol wordt bevorderd.

Vroeg of laat leidt het hebben van galstenen in de meeste gevallen tot een operatie waarbij de galblaas wordt verwijderd. Sinds enige jaren bestaat echter de mogelijkheid de galstenen weer te doen oplossen door met behulp van geneesmiddelen zorg te dragen voor een gal die niet meer over maar onderverzadigd is voor wat betreft cholesterol. Er kan dan meer cholesterol in de gal oplossen, met het verdwijnen van de galstenen als resultaat. Deze stoffen zijn chenodeoxycholzuur (Cheno-Caps Chenofalk) en Ursodeoxycholzuur (Ursochol en Ursofalk). Het spreekt vanzelf dat het oplossen van de galstenen niet snel gaat en dat gebruik van deze stoffen vele maanden lang moet plaatsvinden. Bovendien komen niet alle galstenen voor deze wijze van behandeling in aanmerking.

Bijwerkingen van chenodeoxycholzuur zijn diarree en geringe leverfunctiestoornissen. Ursodeoxycholzuur zou tot minder bijwerkingen aanleiding geven. Aanwezigheid of kans op ontstaan van zwangerschap tijdens de behandeling met deze stoffen moet worden uitgesloten. Spijsverteringsstoornissen berusten meestal op een verkeerd voedselpatroon met te veel of te vet voedsel. In deze gevallen heeft toepassing van spijsverteringsenzymen weinig of geen zin. Als de spijsverteringsstoornis echter berust op onvoldoende uitscheiding van de benodigde enzymen door de alvleesklier, dan kan het gebruik van dergelijke enzymen zeer zinvol zijn. Pancreatine (Cotazym, Lyopase en Pankreon) bevat koolhydraat-, eiwitten- en vetsplitsende enzymen en wordt bereid uit de alvleesklier van slachtdieren. Omdat deze enzymen door het in de maag aanwezige zuur voor een groter of kleiner gedeelte onwerkzaam worden gemaakt, is soms voor een goede werking combinatie met middelen die de zuurgraad in de maag verminderen (zuurbindende middelen en cimetidine) nuttig. Preparaten die combinaties van spijsverteringsenzymen en soms gal en/of andere stoffen bevatten, zijn BiMyconase, Combizym, Combizym compositum, Cotazym forte, Pankreon compositum, Sekrazym en Spasmo-Canulase. Bij gebruik van normale doseringen van deze middelen komen meestal geen hinderlijke bijwerkingen voor.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips