Erfelijke ziekte kanker

Uw lichaam bevat vele miljarden cellen. De informatie die de groei en activiteiten van cellen bepaalt is opgeslagen in uw genen. In de kern van elke cel bevinden zich 46 chromosomen – de ene helft afkomstig van uw moeder en de andere helft afkomstig van uw vader. In 1944 ontdekten wetenschappers dat het hoofdbestanddeel van chromosomen de chemische stof desoxyribonucleïnezuur (DNA) is. Het DNA bepaalt alles, van de kleur van uw ogen tot risicofactoren voor kanker en andere ziekten.

In 1953 werd ontdekt dat chromosomen opgebouwd zijn uit twee lange strengen DNA, die om elkaar heen gedraaid zijn tot een zogenaamde dubbelhelix. In het DNA zijn instructies opgeslagen voor de vervaardiging van eiwitten die bepalen hoe cellen werken. Deze “blauwdruk” – de basis van de erfelijkheid – wordt gevormd door reeksen chemische bestanddelen. Deze instructies voor het maken van eiwitten maken gebruik van slechts vier chemische stoffen: adenine (A), thymine (T), guanine (G) en cytosine (C). Een specifieke opeenvolging van drie van deze vier letters (triplet) geeft de informatie die voor de eiwitaanmaak nodig is. Een hele reeks van tripletten vormt een gen.

Onze volledige verzameling genen, men spreekt van het genoom, bestaat uit 50.000 tot 100.000 afzonderlijke genen. Over de hele wereld werken wetenschappers samen om deze taal van de erfelijkheid over te schrijven en te vertalen, met als doel de genen in kaart te brengen en vervolgens te achterhalen welke genen met ziekten in verband staan.

Alle genen worden op de één of andere manier bestuurd. Cellen kunnen genen specifiek in werking zetten als reactie op spanningen, een verwonding, infecties, hormonen, groeifactoren en vele andere uitwendige prikkels. Controle- of regulatiegenen kunnen ervoor zorgen dat een gen altijd aangeschakeld is, zodat het genproduct (eiwit) ervan, bijvoorbeeld een enzym dat voor de celstofwisseling nodig is, voortdurend gemaakt wordt. Voor andere genen zullen controlegenen de werking (expressie) ervan aanpassen aan de behoeften van het lichaam, bijvoorbeeld de behoefte aan insuline. De regulatie van genexpressie is een belangrijk terrein van studie voor wetenschappers.

Wat moet er verkeerd gaan om tot de vorming van kankercellen te leiden? Kanker wordt veroorzaakt door een combinatie van uitwendige factoren (chemische stoffen, bestraling en virussen) en inwendige factoren (hormonen, factoren die met de afweer en de stofwisseling te maken hebben en overgeërfde veranderingen in genen). Sommige van deze factoren zijn te vermijden, andere niet.

Wetenschappers hebben veel van de vermijdbare factoren, die onze kans op het krijgen van kanker vergroten, geïdentificeerd. Een ingewikkelde combinatie van deze factoren, die tegelijkertijd of achtereenvolgens hun invloed uitoefenen, bevordert de groei van kankercellen.

Als de erfelijke informatie van een normale cel verstoord wordt krijgt deze cel de kans om kwaadaardig te worden. Bij iedereen is dat risico aanwezig in de vorm van normale genen, die bekend staan als proto-oncogenen. De producten van deze genen voeren nuttige functies uit, zoals het reguleren van de celdeling en de ontwikkeling van cellen tot cellen met een specifieke functie (celdifferentiatie). Met het ouder worden of door blootstelling aan kankerverwekkende (carcinogene) invloeden kan de functie van deze genen echter verstoord worden. Hierdoor kunnen ze geactiveerd worden tot oncogenen (“oncos” is Grieks voor “massa” of “tumor”), die de overgang van normale cellen naar kankercellen bewerkstelligen.

In de afgelopen twintig jaar is ons begrip van de processen waardoor genen geactiveerd of geïnactiveerd worden enorm toegenomen. Deze vooruitgang is vooral te danken aan de ontwikkeling van de recombinant-DNA-technologie in 1973, die het mogelijk maakt met behulp van het DNA van een organisme in het laboratorium een “nieuw” stukje DNA te maken.

Met behulp van de recombinant-DNA-technologie hebben wetenschappers kunnen bevestigen dat er meerdere mechanismen of invloeden betrokken zijn bij het activeren van een oncogen. Proto-oncogenen kunnen bijvoorbeeld samengevoegd, veranderd of verplaatst worden, waardoor de normale volgorde van de erfelijke informatie verstoord wordt. Totdat deze veranderde chromosomen volledig begrepen zijn, zal het een raadsel blijven hoe oncogenen normale cellen in kankercellen veranderen.

Erfelijkheidsdeskundigen vermoedden al lang dat veranderde chromosomen een rol spelen bij het ontstaan van gezwellen, maar het was het onderzoek aan een familie van tumorvirussen (retrovirussen genoemd), dat onderzoekers op het spoor heeft gezet van specifieke kankergenen bij de mens. Men kon vervolgens onderzoeken of verandering van de rangschikking binnen chromosomen één van de manieren is om proto-oncogenen te activeren. De ontdekking van deze geactiveerde groep van genen, gezamenlijk bekend staand als oncogenen, was een enorme sprong voorwaarts in het kankeronderzoek. Dergelijke ontdekkingen zijn deels te danken aan de ontwikkeling van de polymerase ketting reactie (PCR) in 1983, een laboratoriumtechniek waarmee een stukje DNA snel vermenigvuldigd kan worden. De ontwikkeling van deze techniek heeft bijgedragen tot de ontdekking van het eerste erfelijke kenmerk van cystische fibrose en helpt onderzoekers nu ook bij het zoeken naar specifieke kankergenen. Men weet dat naast oncogenen ook tumorsuppressorgenen een rol spelen bij de ontwikkeling van kanker, vooral bij erfelijke vormen. Tumorsuppressorgenen, die ontdekt werden in 1986, zijn normaalgesproken beschermend; door hun werking voorkomen ze de ongecontroleerde groei van kankercellen en gaan ze de kankerverwekkende effecten van geactiveerde oncogenen tegen. Als één van deze tumorsuppressorgenen ontbreekt of als het eiwitproduct ervan niet goed werkt, kan dit ertoe leiden dat de kankerverwekkende werking van een niet ontdekt oncogen niet volledig onderdrukt wordt, waardoor zich een gezwel kan ontwikkelen.

Er is meer onderzoek nodig om duidelijk te maken hoe veranderde of gemuteerde cellen erin slagen de afweerreactie van het lichaam te omzeilen zonder herkend of aangevallen te worden. Er is een theorie die veronderstelt dat de eiwitten, die op aanwijzing van oncogenen in veel grotere hoeveelheden dan normaal worden gemaakt, de cellen aanzetten tot abnormale groei en tot het afgeven van andere signalen dan ze zouden moeten doen. Daardoor verstoren en ontduiken deze signalen de afweerreactie van het lichaam.

Deze vorderingen in ons begrip van de ontstaanswijze van kanker kunnen grotendeels worden toegeschreven aan de recombinant-DNA-technologie van de jaren 70. Voordat deze technologie beschikbaar was, was het moeilijk de ontstaanswijze van ziekten bij de mens te bestuderen. Vandaag de dag kunnen wetenschappers de werking van afzonderlijke kankerverwekkende genen in het laboratorium isoleren en beïnvloeden – een proces dat genetische manipulatie wordt genoemd – waardoor modellen gecreëerd kunnen worden van ziekten die bij de mens voorkomen en genen kunnen worden aangewezen die in hun eentje verantwoordelijk zijn voor bepaalde vormen van kanker. Genetische manipulatie heeft voor wetenschappers de deuren geopend naar het herstellen van beschadigde afweersystemen door gebruikmaking van biologische stoffen die ingrijpen in de afweerreacties van het lichaam tegen kanker. Dankzij deze biologische stoffen, bijvoorbeeld groeifactoren, die cellen van het immuunsysteem stimuleren, zal het in de toekomst misschien mogelijk zijn door middel van immuuntherapie het ziektebestrijdende vermogen van het lichaam zelf te versterken en zo kanker te bestrijden. Men streeft hierbij naar de ontwikkeling van gentherapie gericht op specifieke genetische afwijkingen.

Een grote moeilijkheid bij de behandeling van kanker met immuuntherapie was het vinden van een manier om de eigen antistoffen van het lichaam of antikankergeneesmiddelen precies op de plaats van het gezwel af te leveren. Ook hier kwam het antwoord van genetische manipulatie, in de vorm van monoclonale antilichamen, geproduceerd door het samensmelten van kankercellen met normale cellen. Monoclonale antilichamen zijn ontworpen om kankercellen op te sporen en te “merken” waardoor antilichamen of geneesmiddelen specifiek op een bepaalde plaats afgeleverd kunnen worden. Het onderzoek naar de mogelijkheden van deze immunologische “kogels” bij het vaststellen en behandelen van kanker gaat nog steeds door.

Voor het eerst in de geschiedenis zijn er strategieën beschikbaar voor het overwinnen van kanker. De oncogen-hypothese, de ondekking van tumorsuppressorgenen en de toepassing van recombinant-DNA technieken bij het bestuderen van kanker en het ontwikkelen van geneesmiddelen die doeltreffender en doelgerichter zijn, zijn slechts enkele van de vorderingen die een ommekeer teweeg hebben gebracht in ons begrip en de behandeling van kanker. Als het menselijk genoom in kaart is gebracht zal het ook mogelijk zijn om te weten te komen of we al dan niet aanleg voor kanker hebben. De toekomst houdt de belofte in van de toepassing van nieuwe wetenschappelijke informatie voor het vroeg opsporen en behandelen van kanker en uiteindelijk voor het voorkómen van deze ingewikkelde ziekte.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips