Kleurenblindheid

Wanneer men wit zonlicht door een prisma laat vallen, ontstaat een kleurenspectrum dat van rood naar violet loopt. Rood licht heeft een golflengte van 650 tot 700 nm (nanometer), violet van 400 nm. Lichtstralen met een kortere (ultraviolet) en langere (infrarood) golflengte zijn niet zichtbaar voor het menselijk oog.

In het netvlies zitten twee soorten cellen die licht kunnen waarnemen: kegeltjes en staafjes. Met behulp van de kegeltjes is het mogelijk kleuren te zien. De kegeltjes zitten in de buurt van de zogenoemde fovea centralis. Dat is het gedeelte van het netvlies waarmee men het scherpst kan zien. Men veronderstelt dat er voor de drie basiskleuren drie verschillende soorten kegeltjes zijn waardoor de verschillende kleuren tot in de kleinste nuances zijn te onderscheiden. Men kan kleuren alleen waarnemen wanneer er voldoende licht is.

Bij heel weinig licht zorgen de staafjes ervoor dat men kan zien. Met behulp van de staafjes kan men alleen nuances van zwart en wit zien.

Bij 8 procent van de mannen en 0,4 procent van de vrouwen is het kleurenzien gestoord. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kleurenblinde en kleurenzwakke mensen. Kleurenblindheid, waarbij helemaal geen kegeltjes aanwezig zijn, komt maar uiterst zelden voor. Mensen met roodgroenkleurenblindheid beschikken slechts over twee soorten kegeltjes. Daardoor kunnen rood en groen met elkaar verward worden. Maar dit is geen echte kleurenblindheid. Het aanwezige kleursysteem kan de taak van het afwezige systeem gedeeltelijk overnemen. Iemand met een roodblindheid ziet echter minder goed omdat het groene systeem overbelast raakt.

kleurenblindheid

De groen-blinde kan moeilijk onderscheid maken tussen rode en groene tinten, maar de gevoeligheid voor rode kleuren is dan vrijwel normaal. In de praktijk heeft roodgroenkleurenblindheid doorgaans weinig nadelige consequenties. Slechts in enkele beroepen (kleuradviseur, inkoper van stoffen, kapitein, stuurlui) worden strenge eisen gesteld aan het kleurenzien.

Kleurenzwakke mensen kunnen in principe alle kleuren zien, maar het kost veel meer moeite. Ze kunnen kleurnuances niet goed onderscheiden, moeten vanuit een grotere afstand kijken en hebben meer tijd nodig om de kleuren op zich in te laten werken. Hun ogen raken ook eerder vermoeid.

Ongeveer de helft van alle kleurgestoorden behoort tot de groep van de roodgroen-zwakken. Het verschil met roodgroenblinden is dat ze wel beschikken over de drie soorten kleurgevoelige kegeltjes, maar dat een van deze drie systemen (het rode of het groene) een afwijkend pigment heeft. In het algemeen ondervinden deze mensen, ook in het verkeer, weinig problemen.

Wat is de oorzaak van kleurenblindheid?

In de meeste gevallen is er sprake van een erfelijke oorzaak. Roodgroenkleurenblindheid wordt overgedragen door een defect X-chromosoom. Totale kleurenblindheid is meestal aangeboren. Het kan echter ook in de loop van het leven optreden door degeneratie van de gele vlek op het netvlies.

Hoe ontdekt men kleurenblindheid?

De oogarts, huisarts of schoolarts kan het kleurenzien onderzoeken met behulp van kaarten met kleurentests. Hierop staan cijfers of letters afgebeeld met stippeltjes die een andere kleur hebben dan de achtergrond die eveneens uit stippeltjes bestaat. Mensen met een normaal kleuronderscheidingsvermogen kunnen deze cijfers of letters zien. Kleurenblinden kunnen dat niet.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips