Schoolkinderen

Onder schoolkinderen verstaat men kinderen in de leeftijd tussen het intreden in de lagere school en het begin van de pubertijd. Meisjes van deze leeftijd zijn dus ongeveer zes tot elf jaar oud, jongens zes tot twaalf jaar.

In deze fase van het leven speelt het een grote rol dat men regelmatig naar school moet gaan en zich aan een systeem moet aanpassen, om iets te kunnen leren. Deze periode gaat gepaard met een gedeeltelijk snelle ontwikkeling van de lichamelijke, sociale en geestelijke vermogens.

Kinderen serieus nemen
Gedurende de lagere school proberen veel kinderen volwassen over te komen. Ze gaan dan minder met jongere kinderen om, blijven onder elkaar en nemen gedragswijzen van de ‘grote mensen’ over. Deze ontwikkeling moet men niet forceren, maar het is belangrijk de onderliggende behoeften serieus te nemen. Op deze leeftijd worden namelijk belangrijke sociale vaardigheden ontwikkeld en geestelijke en morele instellingen gevormd.

schoolkinderen

De lichamelijke ontwikkeling van schoolkinderen

Een van de opvallende lichamelijke veranderingen in deze tijd is dat de kinderen hun melktanden verliezen terwijl het definitieve gebit begint te groeien. Deze ontwikkeling begint meestal in de tweede helft van het zesde levensjaar.

Terwijl de kinderen in het begin van de schooltijd niet snel groeien, ziet men meestal voor de puberteit een versnelde groei optreden. Tot de leeftijd van acht jaar worden de kinderen ongeveer 130 centimeter groot, tot aan het begin van de puberteit groeien de meisjes tot ongeveer 145 centimeter, jongens gemiddeld tot 152 centimeter lengte.

Het lichaamsgewicht dat aan het begin van de schoolleeftijd rond de 21 kilo bedraagt, is aan het begin van de puberteit bij meisjes tot ongeveer 36 kilo, bij jongens tot ongeveer 40 kilo toegenomen.

Bovendien begint zich bij meisjes (ongeveer vanaf de leeftijd van tien jaar) vet op de heupen en in gezicht te ontwikkelen, waardoor de typerende vrouwelijke vormen ontstaan.

De geestelijke ontwikkeling van schoolkinderen

In de eerste jaren van de lagere school neemt vooral de woordenschat van de kinderen snel toe. Terwijl ze van te voren gemiddeld 1.500 woorden beheersen, zijn er na het zesde levensjaar al ruim 1.000 woorden bij gekomen.

Bovendien leren de kinderen geleidelijk aan beter te spreken, doordat ze meer vertrouwd raken met de grammatica en de zinsbouw. Afgezien van verdere verfijning en later verworven voorkeuren voor bepaalde formuleringen, is de spreekvaardigheid bij begin van de puberteit voltooid. Onder kleuters ziet men nog dat prettige en onprettige dingen zeer direct worden beleefd. Huilen en lachen wisselen elkaar snel af.

Maar het zuivere gevoelsleven en het directe beleven van concrete situaties raakt steeds verder op de achtergrond. Ongeveer vanaf het zevende levensjaar komt namelijk het vermogen om logisch en abstract te denken sterker tot ontwikkeling. Deze denkstructuren gaan een grotere rol spelen, bijvoorbeeld het evalueren en verwerken van gebeurtenissen of het anticiperen en voorspellen daarvan. Daarbij ontwikkelt het kind met logica en eigen ervaringen individuele gedachten die al heel dicht bij die van volwassenen komen.

De sociale ontwikkeling van schoolkinderen

Zodra kinderen naar school gaan, krijgen ze ook meer interesse voor vrienden en vriendinnen buiten het eigen gezin. Daarbij richten ze zich meestal meer op het eigen geslacht.

Hoewel de ouderbinding sterk blijft, groeit de wens ook af en toe alleen en onafhankelijk te kunnen zijn, sommige kinderen willen bijvoorbeeld bij hun vrienden logeren. Bij veel van wat ze doen, worden ze steeds serieuzer en meer doelgericht. Ze kunnen zich langer op een zaak concentreren. bijvoorbeeld bij het tekenen, knutselen of bij het helpen van volwassenen.

Sociaal gedrag stimuleren

Acht- tot tienjarigen vinden het leuk, behalve gewoon te spelen ook af en toe door ‘echt’ werk uitgedaagd te worden. Het helpen bij het tafeldekken, afwassen of inkopen versterkt het gevoel belangrijk en nuttig te zijn. Het is goed als de ouders dit sociaal gedrag stimuleren zonder het op te eisen, zodat de kinderen het als plezierig kunnen blijven ervaren.

Ethische en morele ideeën

Uiterlijk met negen of tien jaar hebben kinderen hun eigen morele en ethische waarden ontwikkeld, volgens welke ze zich zelf en andere mensen beoordelen. Deze normen en waarden worden meestal bewust of onbewust van de ouders overgenomen. Toch kunnen ze later nog sterk veranderen.

‘Spelregels’
In de omgang met leeftijdgenootjes worden er gaandeweg eigen regels ontwikkeld waar de kinderen zich aan moeten houden. Bijvoorbeeld worden er spelletjes afgesproken die volgens, vaste ‘rituelen’ aflopen. Het overtreden van regels is niet toegestaan. Deze training in het omgaan met elkaar is een belangrijke voorwaarde om ook later als volwassene met andere mensen om te kunnen gaan.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips