Harttransplantatie

In sommige situaties, wanneer het hart zo zwak wordt dat medicatie of andere medische behandelingen weinig invloed meer hebben, kan de mogelijkheid van een harttransplantatie worden onderzocht. De eerste geslaagde menselijke harttransplantatie werd in 1967 door Christiaan Barnard, een Zuidafrikaanse chirurg, uitgevoerd. De operatie werd uitgevoerd in het Groote Schuurziekenhuis in Kaapstad, Zuid Afrika. Louis Washkansky, de eerste patiënt die een harttransplantatie onderging, leefde nog achttien dagen voordat het lichaam het hart afstootte.

Als natuurlijke reactie om zich tegen infectie te beschermen, beschouwt het menselijke immuunsysteem al het vreemde weefsel als een vijand en maakt het geen onderscheid tussen schadelijke bacteriën en een levensreddend hart. Moderne immunosuppressieve medicatie helpen bij het opheffen van het risico op afstoting dat elk moment kan optreden, maar dat tegenwoordig meestal tijdens de eerste maanden na de operatie plaatsvindt.

Kandidaten voor een transplantatie worden zorgvuldig gescreend vanwege de beperkte voorraad aan donorharten en om een geslaagde procedure te verzekeren. Mensen die er waarschijnlijk het meeste baat bij hebben zijn doorgaans jonger dan 65 jaar en hebben een ernstige hartkwaal waardoor zij een levensverwachting hebben van twee tot drie jaar. Potentiële kandidaten moeten rigoureuze testen ondergaan om vast te stellen of een harttransplantatie aan te raden is. De testen omvatten een nauwgezet onderzoek naar infecties of andere aandoeningen die het succes van de procedure zouden beïnvloeden en de kans op afstoting zouden verhogen.

Wanneer een arts een patiënt adviseert een harttransplantatie te ondergaan, wordt de patiënt op een wachtlijst geplaatst. Volgens de wet worden harttransplantaties uitgevoerd in de volgorde van namen die op de wachtlijst staan. Tot 30 procent van de mensen op de lijst sterven voordat er een donorhart beschikbaar komt. Mensen op de wachtlijst krijgen piepers zodat zij ten alle tijde kunnen worden bereikt. Wanneer het donorhart eenmaal is verwijderd, kan het maar 4 tot 6 uur buiten het lichaam blijven voordat de transplantatie uitgevoerd moet worden.

De transplantatie zelf is niet het moeilijkste gedeelte van de procedure. Het moeilijkste is het in leven houden van de patiënt na de operatie. Gedurende enkele weken na de operatie moet de patiënt wekelijkse endomyocardbiopsies ondergaan. Een klein tangetje wordt via de halsslagader ingebracht en minuscule stukjes hartweefsel worden voor onderzoek uit het binnenste van het hart verwijderd. De monsters van de biopsie worden tijdens de eerste zes weken na de operatie wekelijks genomen, na zes weken tot drie maanden na de operatie tweemaandelijks en daarna een maal in de drie tot zes maanden.

De patiënt moet de immunosuppressieve medicatie de rest van zijn leven nemen om het risico op afstoting te onderdrukken. Momenteel wordt er uitgebreid onderzoek gedaan op het gebied van kunstharten vanwege het gebrek aan donorharten. Sommige mensen hebben kunstharten gekregen als een manier om hen in leven te houden tot er een donorhart beschikbaar komt en men heeft kunstmatige apparaten ontwikkeld die het hart weliswaar niet vervangen, maar die er wel voor zorgen dat het efficiënter pompt.

Harttransplantaties worden al meer dan twintig jaar met een toenemende mate van succes gedaan. De ingreep wordt nu in veel ziekenhuizen over de hele wereld verricht.

Wie komt in aanmerking voor een harttransplantatie?

Een harttransplantatie is geen oplossing voor alle hartproblemen. In feite is de transplantatie slechts geschikt voor een enkeling met een bepaalde soort hartziekte. Het gebruikelijke profiel van een kandidaat voor een harttransplantatie is een leeftijd beneden de 55 tot 60 jaar, psychologisch stabiel, en omgeven door een ondersteunend gezin. Alle andere vitale organen moeten in perfecte gezondheid verkeren, vooral de nieren, lever en longen. Transplantatie kan geschikt zijn voor mensen met hartzwakte en bepaalde ziekten van het hart die zo ernstig zijn dat de levensverwachting is gedaald tot minder dan twee à drie jaar.

Ingreep

Vóór de operatie moet een donorhart worden gevonden. Meestal is zo’n hart afkomstig uit het lichaam van een gezonde persoon die door een ongeluk is gestorven, maar geen verwonding van het hart heeft opgelopen.

Het donorhart wordt meestal naar de ontvanger gebracht, waarnaar het wordt getransporteerd in een speciale vloeistof. De borstholte van de ontvanger wordt geopend en het zieke hart verwijderd; dan wordt het nieuwe orgaan op die plaats aangelegd. Gedurende dit deel van de ingreep wordt het pompen van zuurstofhoudend bloed overgenomen door een hart-longmachine, zoals bij veel soorten hartchirurgie wordt gedaan.

Wat is afstoting?

Alle getransplanteerde organen zijn gevoelig voor afstoting. Het afweersysteem van het lichaam herkent het getransplanteerde weefsel als lichaamsvreemd en maakt antilichamen aan om de ’binnendringer’ aan te vallen.

Om het risico op afstoting van een getransplanteerd hart te minimaliseren, krijgt u middelen die de normale afweerreactie van het lichaam onderdrukken. Sommige van deze immunosuppressieve middelen worden kortdurend gebruikt; kort na de operatie wordt het gebruik gestaakt. Andere moet u de rest van uw leven gebruiken. Deze middelen hebben bijwerkingen; ze verminderen de mogelijkheid van het lichaam een infectieziekte te herkennen en te bestrijden. De dosering moet daarom voorzichtig worden aangepast.

Herstel

Bij de meeste geslaagde harttransplantaties blijken de ontvangers weer een relatief normaal leven op te pakken. Ongeveer 80 procent van degenen die een transplantatiehart hebben ontvangen, leidt een actief leven één jaar na de operatie; sommigen zijn na tien jaar nog in leven.

Harttransplantatie blijft een gecompliceerde ingreep. Voor het slagen van deze ingreep zijn een goed georganiseerd team van ervaren transplantatie specialisten en een gemotiveerde ontvanger nodig. Als u een transplantaat hebt, zult u de rest van uw leven te maken hebben met leden van het transplantatieteam. Zij zullen de geneesmiddelen zorgvuldig bijstellen en regelmatig een hartbiopsie doen om te zien of er een afstotingsreactie is en zij behandelen elke complicatie.

Transplantatie is het meest geschikt in die gevallen waarin dat de enige hoop op overleving is en de kans op slagen hoog is.

Recente ontwikkelingen

De voornaamste uitdaging van harttransplantatie ligt in het ernstige tekort aan donorharten. Het ziet er niet naar uit dat er ooit genoeg donors zullen zijn om in de behoefte te voorzien; daarom wordt er naar alternatieven gezocht.

Een voorbeeld hiervan is het gebruik van een tijdelijk hulpmiddel voor de linkerkamer (linkerventrikel), dat het werk van deze belangrijkste kamer van het hart kan overnemen. Zwakte van wand van de linkerkamer is namelijk bij de meeste patienten de oorzaak van de verschijnselen van hartfalen. Deze hulpmiddelen worden tot nu toe slechts in bepaalde centra gebruikt om kandidaten voor harttransplantatie in leven te houden tot er een donorhart beschikbaar is. Deze hulpmiddelen blijken zeer doeltreffend te zijn en zullen in de toekomst hoop bieden voor de langetermijnbehandeling van patiënten met hartfalen.

In laboratoria wordt gewerkt aan de ontwikkeling van genetisch gemanipuleerde dieren, vooral varkens, waarvan de organen door mensen niet afgestoten zullen worden (xenotransplantatie). Dit werk staat nog in de kinderschoenen, maar kan misschien een langetermijnoplossing voor het donorprobleem worden.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips