Milt

De milt is een paarsachtig, 150-200 gram wegend orgaan, gelegen boven in de buik aan de linkerzijde, in een nis gevormd door de welving van het middenrif, de maag, de linker nier en de bocht tussen het dwarse en neer gaande deel van de dikke darm.

milt

milt

De milt heeft bij de mens een aantal verschillende taken, die alle betrekking hebben op de samenstelling van het bloed. De milt is echter niet onmisbaar, na verwijdering kunnen zijn taken grotendeels overgenomen worden door andere organen. De milt is een van de belangrijkste organen van de grote groep bloed- en lymfevormende organen waar o.a. ook het beenmerg, de lymfklieren en de lever toe behoren.

De taken van de milt in dit systeem zijn:

1. vorming van witte bloedcellen (leukocyten),in het bijzonder lymfcellen en monocyten.

2. verwijdering van afgestorven cellen en eventueel schadelijke bestanddelen uit het bloed door het opnemen hiervan in de celinhoud, hetgeen o.a. mogelijk is doordat de witte bloedlichaampjes aanzienlijk groter zijn,

3.vorming van afweer(anti)stoffen tegen lichaamsvreemde eiwitten en andere stoffen,

4.afbraak van rode bloedcellen.

Bij volwassenen is de milt vuistgroot. Hij heeft een lengte van 10-13 cm een breedte van 6-8 cm en een dikte van 3-4 cm. De bolle zijde is naar het middenrif gekeerd, de holle zijde naar de buikingewanden. In de holle zijde treden via de lange wortel of steel (hilus) de milt-slagader in en de miltader uit, samen met lymfvaten en zenuwvezels van het autonoom zenuwstelsel. De milt slagader (arteria lienalis) is een van de drie takken van de grote darm-slagader (arteria coeliaca) die ontspringt aan de lichaamsslagader die door het middenrif dringt en de buikholte ingaat. De slagader loopt als een gekronkeld vat achter de maag om langs de bovenrand van de alvleesklier naar links en heeft in zijn loop ook nog enkele kleine aftakkingen naar de alvleesklier. Na de aftakkingen naar de milt loopt de miltslagader door naar de maag. De miltader (vena lienalis) voert het bloed van de milt, een deel van de maag, de alvleesklier en de twaalfvingerige darm naar de poortader die aansluit op de lever.

De bloedvaten, lymfvaten en zenuwen bevinden zich in een dubbelblad van het buikvlies waarmee de milt is omgeven en waarmee hij aan de achterste buikwand is bevestigd. Gedurende het leven is de milt week en past zich dan ook aan de ruimte aan die hem gelaten wordt. Er zijn aan de oppervlakte van de milt vele indeukingen waar te nemen van de organen die er tegenaan liggen.

De ligging van de milt wordt mede bepaald door de vullingstoestand van de maag en de dikke darm en door de stand van het middenrif die zich met elke ademhalingsbeweging wijzigt. De lengteas van de milt loopt ongeveer evenwijdig met de linker 9de en 10de rib, en het orgaan reikt ongeveer van de bovenzijde van de 9de tot aan de onderzijde van de 1 ide rib.

Omdat de milt zeer vaatrijk en rekbaar is behoort hij wat zijn grootte betreft tot de meest veranderlijke organen van het lichaam.

Onder de buikvliesbedekking heeft de milt een stevige bindweefsellaag, het kapsel, dat samenhangt met van de steel uitstralende bindweefselschotten (trabekels). De gehele milt is tussen de bindweefselschotten opgevuld met netvormig bindweefsel (miltreticulum). Kleinere miltslagadertakken gaan door de schotten, verlaten deze en worden dan omgeven door een schede van lymfweefsel (witte pulpa). Uit de lymfcellen in de witte pulpa kunnen onder invloed van lichaamsvreemde eiwitten in enkele dagen plasmacellen (zie Immuniteit) ontstaan, die de vernietiging van deze stoffen zeer sterk aanzetten, maar later worden afgebroken. De schede van witte pulpa vertoont plaatselijk bolvormige verdikkingen (follikels of lichaampjes van Malpighi). Na door de lymfweefselschede te zijn gegaan geven de slagadertjes hun bloed af aan het overige netvormige bindweefsel buiten de schedes (rode pulpa).

De zgn. pulpaslagadertjes worden door de herhaalde vertakking steeds nauwer, verliezen hun schede en splitsen zich ten slotte op in drie tot vijf zgn. penseelslagadertjes, die omgeven zijn door drie lagen in cirkels om elkaar gerangschikte bindweefsel(reticulum)cellen en die hun bloed in het rode bindweefsel (rode pulpa) uitstorten. Het bloed wordt uit het netvormige bindweefsel (witte pulpa) afgevoerd via verwijde haarvaten, zgn. bloedruimten (sinusoïden) die het naar de tussenschot(trabekel)aderen afvoeren, vanwaar het via de miltader naar de poortader wordt getransporteerd.

De milt is als geen enkel orgaan in het lichaam gespecialiseerd in de afbraak van rode bloedcellen. Als deze eenmaal door de bloedvormende weefsels aan de bloedvaten zijn afgegeven hebben ze nog een levensduur van 90-100 dagen.


Relevante artikelen

Nog geen reacties geplaatst, wees de eerste.



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips