De gevolgen van roken

Sigarettenrook bevat ongeveer vierduizend verschillende chemische stoffen, waaronder sporen van bekende giftige stoffen als DDT, arsenicum en methanal. Koolmonoxide uit sigarettenrook onttrekt zuurstof aan de rode bloedcellen, en vermindert daarmee de zuurstofvoorziening van de weefsels.

De tere weefsels van de mond, keel (pharynx) en het strottenhoofd (larynx) worden regelmatig blootgesteld aan de schadelijke effecten van sigarettenrook. De meeste mensen die aan mondkanker lijden voldoen aan het volgende profiel: een man boven de 50, die het grootste gedeelte van zijn leven zwaar heeft gerookt. Pijp- en sigarenrokers lopen hetzelfde risico op mond- en keelkanker; het gebruik van pruimtabak leidt hoofdzakelijk tot lip- en mondkanker.

Nadat de rook de mondholte gepasseerd is, blijft 70 tot 90 procent van de geïnhaleerde bestanddelen in de longen achter. Een paar trekjes van een sigaret zijn al voldoende om de werking van de trilhaartjes (cilia) in het slijmvlies van de bronchiën, te verminderen. Deze kleine haarvormige lichaampjes functioneren normaal gesproken als een soort bezempjes die ongewenste deeltjes uit de longen vegen. Het roken van slechts één sigaret vermindert al de veegcapaciteiten van deze trilharen.

Regelmatig roken verlamt de trilhaartjes, zodat de longen worden blootgesteld aan miljarden kleine schadelijke deeltjes in de sigarettenrook. Als de trilhaartjes amper meer functioneren, krijgt de teer uit de sigaret de kans zich aan de longen te hechten en het tere longweefsel te beschadigen. Wanneer de teer is afgekoeld in de longen, vormt het een bruine, kleverige laag op de binnenwanden van de luchtwegen. Deze laag bevat chemische stoffen die longkanker kunnen veroorzaken.

Het verband tussen roken en longkanker staat onomstotelijk vast. Rond de eeuwwisseling kwam longkanker relatief weinig voor. Maar door het wijdverbreide sigaretten roken van mannen na de eerste wereldoorlog en dat van vrouwen dertig jaar later, is longkanker tegenwoordig de meest dodelijke vorm van kanker. Sigarettenrokers hebben ongeveer een tien keer grotere kans om longkanker te krijgen dan niet-rokers. Rokers van pijp of sigaren hebben over het algemeen genomen een iets kleinere kans op long- en blaaskanker, waarschijnlijk omdat ze de rook meestal niet zo diep inhaleren.

Een aantal onderzoeken en rapporten hebben duidelijk aangetoond dat sigaretten roken ook de voornaamste oorzaak is van chronische longziekten als chronische bronchitis en emfyseem. Naast het verlammen en vernietigen van de trilharen in de longen, richt de rook ook onherstelbare schade aan de alveoli aan, de kleine longblaasjes waar kooldioxide wordt uitgewisseld met zuurstof. Wanneer deze longblaasjes ernstig worden beschadigd, is het lichaam niet langer in staat om voldoende zuurstof naar vitale organen van het lichaam te transporteren. Uiteindelijk kunnen de chronische bronchitis en het longemfyseem dan tot de dood leiden.


Relevante artikelen
2 reacties
  1. Ik word bang, vanwege het niet goed verkrijgbaar zijn van wietolie – nam ik twee trekjes / maximaal 6 trekjes per dan = 3×2 perdag, als dit al mijn longblaasjes vernietigd stop ik accuut. Die trilhaartjes hoopte ik op, maar mijn longblaasjes zijn me heilig.

    Groetjes Joost

  2. anneke corsten

    mijn zus is verstandelijk beperkt. Zij heeft een groot aantal jaren “gerookt”. Meestal in de weekenden een paar en door de week 2. Zij ademde de rook niet in. Zij stoomde als het ware en genoot daar erg van. Wellicht vond ze de geur erg fijn.
    Wij hebben haar laten stoppen omdat zij niet de gevolgen van “roken” kan overzien.
    Toch bleef ze wel eens vragen als ze bij mij logeerde of ze een keer mocht stomen. Een keer was dan ook genoeg.
    Enkele maanden geleden is bij haar eierstokkanker geconstateerd. Wij hebben er voor gekozen om geen behandelingen meer te willen gezien de enorme bijwerkingen die deze hadden.
    Het was onze bedoeling dat ze nog een fijne tijd had waarvan ze kon genieten.
    Zij woont in een instelling. Ik bezoek haar regelmatig en ik neem haar af en toe mee naar huis.
    Soms vraagt ze dan ook om een keer te mogen “stomen”. Ik heb dat toe gestaan omdat ons doel is dat ze nog kan genieten. Ze geniet er dan heel erg van.
    Nu mag ik haar niet meer mee nemen omdat ik haar dan een keer laat “blowen” zoals ik dat noem.
    Het zou de werking van medicijnen kunnen beïnvloeden en angstgevoelens zouden kunnen toenemen. Ik vind de sanctie erg zwaar. Ik had een erg goede band met haar.
    Ik vraag me af of van twee keer per week een keer stomen dit werkelijk zo van invloed is op haar angsten en medicijngebruik

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

MEDISCH VOORBEHOUD

De informatie op Menselijk Lichaam is géén medisch advies. Neem bij twijfel over gezondheid, behandeling of medicijnen altijd contact op met een arts, specialist of apotheker.

Meer informatie

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Met het laatste nieuws en gezonde tips